header4

 

De eerste levensmaanden

De meest natuurlijke voeding voor het opgroeiend kind was de moedermelk. Het was toen bijgevolg ook vanzelfsprekend dat iedere moeder haar kind zelf wenst te voeden. Wanneer dit niet mogelijk was, aanzag de onmiddellijke omgeving dit als een niet te aanvaarden tekort of gebrek van de jonge moeder. Voor de minderbegoeden was het gebrek  aan moedermelk moeilijk te verwerken. Er moest dan worden overgeschakeld naar de zuigfles. Voor een moeder uit de meer begoede burgerij lagen de zaken wel enigs-zins anders. Met het nodige geld kon een "min" worden aangeworven die het kindje kon zogen. De min kon evengoed een ongehuwde moeder zijn of een moeder waarvan het kindje was overleden.

Het eerste jaar was voor het kindje het moeilijkste jaar van zijn leven. Zeker was dit het geval, wanneer geen borstvoeding kon gegeven worden. Rond de eeuwwisseling werd in dit geval gebruikt gemaakt van een zuigkan. Deze kan - ook tuit genoemd - was in feite een blikken bus waarvan de opening was afgesloten door een kurken stop. Doorheen deze stop liep een gummidarm. Aan het uiteinde van deze darm werd een zuiger aangebracht, die in de mond van het kind werd gestopt. Het kind kon bijgevolg eten als het goesting had, terwijl de moeder ongestoord haar werk kon verder doen. Later werd de zuigkan vervangen door de fles voorzien van een gummi fopspeen. Met een gloeiende naald werd in deze "tutter" een gaatje gebrand dat klein of groot was, al naargelang de ouderdom van de baby.

Als de baby aan het wenen raakte, kwam de moeder eveneens in de problemen. Zij moest immers ophouden met haar werk en proberen haar kind te sussen. Toen de hedendaagse tutter nog niet bestond, moest er toch worden uitgekeken naar middelen om de baby te doen zwijgen. een der oudst gekende mid-delen was de "dot" . De moeder kauwde een stukje brood en vermengde dit met wat suiker of een andere zoetigheid. Het geheel werd samengeperst in een doekje, in de vorm van een bolletje. Zodra het kind weende werd het doekje in de mond gestoken. Meestal werd er dan voor gezorgd dat er een aantal van deze "dotten" in voorraad waren. Later nog, wanneer de meer hygiënische tutter op de markt kwam, bleef men toch bij zoetigheden om het kind te doen ophouden met wenen. In de wieg werd een kommetje geplaatst waarin zich suikerwater of honing bevond. Telkens het kind weende, kreeg het de tutter in de mond gestopt na voorafgaandelijk te zijn gedrenkt in het zoete vocht van het kommetje.

Begrijpelijk dat, al met al, de hygiëne dikwijls te wensen overliet. Kinderziekten allerlei waren aan de orde van de dag. Kindersterfte was de gewoonste zaak van de wereld. De geneesheer werd zelden geraadpleegd. Dikwijls had men er het geld niet voor, men zag het nut van een doktersbezoek niet in en wendde men  zich meestal tot de buurvrouw of een genezer die, uit hoofde van "jarenlange ervaring", minstens evenveel kennis had dan de dokter. Een redmiddel bij ziekten waren vooral de bedevaarten. De H. Leonard was sterk in het genezen van de "oude man" of de Engelse ziekte. Onze-Lieve-Vrouw van Rust werd aanroepen als het kind te veel weende. Sint-Cornelius werd met kaarsen bedacht om de zo gevreesde stuipen af te weren, en als het kindje te veel buikpijn had, ging men best te rade bij de H. Erasmus. In Lille kennen wij ons "Driegezusterskapelleke" op de Smeel. Nog ieder jaar worden er de kinderen gezegend op de zondag na de Sacramentsprocessie. De Driegezusters kunnen aanroepen worden voor alle ziekten. Heden ten dage wordt het Smeelkapelletje minder bezocht. Niettemin ziet men nu en dan op een vroege zondagmorgen nog mensen die enkele malen rond deze kapel lopen met de paternoster in de hand.

Naast het bedevaarten speelden de volksgebruiken alhoewel niet altijd even doeltreffend, een grote rol bij het genezen van kinderziekten. Indien de tandjes niet vlug genoeg te voorschijn kwamen, dan gebruikte men wel eens mollenpootjes, om aan dit euvel te verhelpen. Om stuipen te voorkomen werd het kind omhangen met een krans van lijsterbessen. Schapulieren en medailles, uit alle windstreken aangevoerd, werden aangewend ter voorkoming van alle onheil. Was het kindje al zwak bij de geboorte dan legden vader en moeder meermaals een gelofte af, hun kind ter ere van Onze-Lieve-Vrouw tot aan het zevende jaar in het blauw te kleden, opdat het zeker gezond zou blijven.

Naast de voortdurende zorg voor de gezondheid van het kind werd aandachtig zorg besteed aan het slapen. De wieg speelde een zeer grote rol bij het slapen. een der oudste modellen is de schommelwieg. Dit was een stevig uit hout vervaardigd meubel, uitgebouwd op twee naar binnen gebogen voetstukken. Soms was er een kap voorzien uit verplaatsbare houten repen, waarop stof was aangebracht. Door met de voet op een der naar binnen gebogen voetsteunen te duwen, kon de moeder het kind wiegen, zodat zij toch haar handen vrij had om enig huiswerk te verrichten. Gedurende de nacht kon men vanuit het bed of de alkoof en bij middel van een koord, het kind in slaap wiegen. In sommige gevallen werd de wieg wel eens vervangen door een net kistje, dat op twee stoelen werd geplaatst. Dit kistje had twee handvatten zodat het gedurende de dag door de ouders mee naar buiten kon gedragen worden.

Al naargelang het kind opgroeide moest het zelfstandig leren leven. Een van de problemen was het "leren lopen". De meeste ouders konden wegens hun werkomstandigheden zich niet voortdurend bezighouden met hun kinderen. Om het "leren lopen" op te lossen beschikte ieder huisgezin over een loopmand. Deze was klokvormig. Het kind hing met zijn armpjes over de bovenrand van de mand en kon bijgevolg door de grote benedenrand van de mand geen enkel voorwerp aanraken. Niettemin was de loopmand een gevaarlijk iets. Indien tijdens het voortschuiven, de loopmand tegen een vloerdorpel schuurde of enig ander voorwerp dat in de weg stond, kwam het kind meermaals ten val. Een veiliger systeem was de "lei". Dit systeem bestond uit een plankje waarin een opening was gemaakt. In deze opening werd het kind geplaatst. Het plankje zelf schoof over twee latten, die op hun beurt bevestigd waren op vier poten.
Het tegenwoordige "Perkske" is de opvolger geworden van de wissen loopmand. Na de loopmand was het aan de beurt aan de kinderstoel, om een belangrijke rol te spelen in het leven van het kind. Na verschillende maanden lang in wieg en loopmand op zichzelf aangewezen te zijn geweest, kon het kind nu, hoog gezeten in de kinderstoel, deelnemen aan het leven van de grote mensen. Deze kinderstoel had derhalve twee functies voor het kind. Naast het feit, dat het opeens in de wereld van de grote mensen verzeilde, werd de stoel eveneens gebruikt als kakstoel, zodat meteen een aantal luiers werden uitgespaard.

Luc Stalmans

 


Heemkundige Kring St.-Huibrechts-Lille
p/a Lille Dorp 30
3910 Sint-Huibrechts-Lille

 


RPR 0415444169
Ondernemingsrechtbank Antwerpen
Afdeling Hasselt