Onder het pastoraat van Z.E.H. A. Claessen (1897-1906) werd in 1899, een verdere precisering van maand en dag is onbekend, de kapel van O.-L.-Vrouw Onbevlekt Ontvangen gebouwd.
In de aantekeningen van E.H. pastoor Claessen lezen we onder meer het volgende over zijn dienstjaar 1899:
“In dit jaar is gebouwd de gothieke kapel van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen en dit is geschied door de giften der parochianen. In den beginne was deze kapel toegewijd aan O.L. Vrouw van Pellevoisin, maar die godsvrucht is door Rome afgekeurd; nu is het de kapel der Onbevlekt Ontvangenis.
Deze kapel behoort aan de kerk, ook wettig, en de grond, waarop deze gebouwd is, behoort ook aan de kerk en is gegeven door de heer burgemeester Joseph Ceelen.
Deze kapel is gewijd bij orde van Luik, door de Z.E.H. Reyners, deken van Hamont.
De E.H. pastoor is van deze kapel de uitsluitelijke beheerder, de in de kapel komende offers, behoren toe aan de kerk.”
In de officiële akte van notaris Adriaan Spaas van 28 juli 1900 staat vermeld:
“Voor Adriaan Spaas zijn verschenen: de heren Joseph Ceelen, burgemeester en provinciaal raadslid en Jacques Ceelen, handelaar, wonende beide te Lille Sint-Hubert.
Dewelke bij deze gifte onder levenden hebben gedaan, aan het Kerkfabriek van Lille Sint-Hubert van een gebouw, dienende voor kapel met ongeveer drie aren, waarop de kapel gebouwd is, te nemen volgens afpaling van een perceel bouw, gelegen te Lille Sint-Hubert, kadastraal bekend in de sectie A nr. 328i groot geheel vijfentwintig aren dertig centiaren, hebbende een waarde van duizend frank, en is noordwaarts van voormeld perceel te nemen.
Deze gift is gedaan zonder last voor het kerkfabriek. Het voorschrevene is vrij en onbelast van alle laster en hypotheken, andere dan de grondlasten, welke te rekenen van de dag der goedkeuring voor het Kerkfabriek zijn, welk gesticht ook te rekenen van dat tijdstip, in gebruik van het gegevene treedt. Is hier tussengekomen: de heer Christiaan Kerkhofs, eigenaar zonder beroep, wonende te Lille Sint-Hubert, handelende in hoedanigheid als tresorier van het Kerkfabriek van Lille Sint-Hubert voorlopig aanneemt en zulks onder andere goedkeuring der bevoegde overheid…”
De machtiging aan het Kerkfabriek door de Bestendige Deputatie volgde op 15 februari 1901.
Enige andere documenten over de opbouw, de kosten van de kapel, enz. zijn tot op heden nog niet teruggevonden. Volgens getuigenissen van verschillende, inmiddels overleden, Lillenaren, zou de kapel gebouwd zijn door Willem Vandervelden en Driekske Triki.
Het is geen toeval, dat de bouw van de kapel tot stand kwam tijdens het beleid van de vrome pastoor E.H. Claessen. Immers, in 1900 werd er in de Smeel een tweede kapel gebouwd, toegewijd aan de “Drie Gezusters”, te weten: de heiligen Genoveva, Eutropia en Berthilia. Het betrof weer een gift onder levenden aan het Kerkfabriek gedaan door de heer Jan Slegten. Ditmaal werden alle kosten door de schenker gedragen. E.H. Claessen was niet alleen een bouwheer, maar hij zorgde ook, ongetwijfeld mede onder invloed van de tijdsgeest, voor een opbloei van het godsdienstig leven in de parochie. Verschillende broederschappen en congregaties werden door hem opgericht of opnieuw opgericht, o.a. het Broederschap van de H. Rozenkrans, dat reeds in 1700 bestond.
Dat er in Sint-Huibrechts-Lille een bijzondere godsvrucht tot O.-L.-Vrouw bestond lezen we in een artikeltje uit “De Volksstem” van 10 december 1904:
"Verleden Donderdag, zijnde 8 december, heeft men alhier op een luisterrijke wijze het feest gevierd van de 50ste verjaardag der geloofsverklaring van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Dat de godsvrucht tot de H. Maagd in Lille oprecht is en welgemeend, dit toont die schone kapel, gift der inwoners ter hare ere er opgericht. Dit toont het overgroot getal H. Communies, welke er telkens worden uitgedeeld met de feesten van Maria…”
Naast de officiële documenten en het relaas van E.H. pastoor Claessen zijn er slechts enkele krantenknipsels en oude postkaarten aanwezig in het archief van de kring die ons gegevens verstrekken over het oude kapelletje aan de Kruiskiezel. De oudere Lillenaren herinneren zich nog wel het gotisch bidhuis met de trotse torentjes en met ervoor de veelarmige wegwijzer. De torentjes zullen evenwel na verloop van tijd verdwijnen. Over de devotie en de eerbetuigingen aan O.-L.-Vrouw vinden we een sfeerbeeld in een artikel uit de “Volksstem” van 10 december 1904:
“… Ook, gezien de toebereidsels, had men zich verwacht aan iets bijzonders, doch zulk iets, daar had niemand aan durven denken. Des te meer zal Maria en haren goddelijken zoon tevreden zijn geweest, daar allen op het verlangen van onze achtbare herder, de verlichting hebben gestaakt om 8 uur, zodat iedereen op tijd naar huis kon gaan.”
De kapel was met zeer vele lichtjes en allerhande andere versierselen verfraaid. Heel de bevolking had eraan meegewerkt. De jaarlijkse processie hield halt aan de O.-L.-Vrouwkapel. Volgens mondelinge bronnen zouden het in het begin vooral boeren geweest zijn, die in de kapel kwamen offeren o.a. tegen veeziekten, dat de koeien goed zouden kalven, enz. De zegslieden herinnerden zich nog goed de haastige stappen van de boerenvrouwtjes met de grote, zwarte kappen. Ook diende de kapel toen al als verzamelplaats voor verliefde paartjes… en honden. De kapel aan de Kruiskiezel werd onder meer onderhouden door Truike Winters.
De tweede fase in de geschiedenis van de O.-L.-Vrouwkapel begint bij haar naamverandering in “de Boskapel”. Het waarom zal u dadelijk duidelijk worden. Oud pastoor Soors (1930-1951) schrijft in het “Memoriale van de Parochie” over de kapel:
“In 1936, ter oorzake der kanaalwerken, is de kapel van O.-L.-Vrouw Onbevlekt Ontvangen, gebouwd door E.H. Claessen, pastoor, nabij de Kruisstraat in de hof Ceelen onteigend. De kapel werd afgebroken door Adriaan Vandebroek, metser, en heropgebouwd ‘op den Bosch’ door Jan Rabijns en Theodoor Vanderweyer, metsers. Het kapelleke werd gewijd op Pinkstermaandag, 1 juni 1936 door Mgr. De Cleene. Het afbreken en opbouwen der kapel van O.-L.-Vrouw heeft gekost: 15.556,47 fr.”
In een artikel in “Het Belang van Limburg” van juni 1936 vernemen we alle details betreffende de inwijding, samen met nog een historische beschouwing:
“Maandag, 2 de Pinksterdag, had te Sint-Huibrechts-Lille op het gehucht ‘de Bergheide’, gewoonlijk ‘de bosch’ genaamd, de plechtige inwijding plaats van het O.-V.-Vrouwkapelleke. Deze inwijding, die vastgesteld was op de laatste dag van Mei, dus op Pinksterdag, was moeten uitgesteld worden wegens het slechte weder. Om half vijf had in de parochiekerk het lof plaats, waarna de processie optrok langs de grote weg, naar de Bergheide. Vooraf gingen de kruistochters met hun vaandel en daar achter de jongens en meisjes. Midden de lange stoet bevond zich het mooie beeld van O.-L.-Vrouw, gedragen door de meisjes ‘van den Bosch’. Daar rond sloten zich aan de kajotters, de BJB-ers en de andere jeugdgroepen, mannen en vrouwen, de leden van het Kerkfabriek, de geestelijkheid en tenslotte volgde per auto Mgr. De Cleene, die de plechtige wijding der kapel met vreugde op zich had genomen.
Bij aankomst op de plaats werd het beeld binnengedragen en onder het zingen van een godsdienstig lied had de zegening plaats. Z.E.H. pastoor hield een korte toespraak over O.-L-Vrouw Onbevlekt Ontvangen en de kapel van St-Huibrechts-Lille.
We voegen hier nog aan toe, dat dit kapelleke geen splinternieuw is, alhoewel het de waarde van een echt kunstwerk bezit. Het werd gebouwd, vlakbij de kruiskiezel te St-Huibrechts-Lille in het jaar 1899, door de Z.E.H. pastoor Claessen. Het werd, bij gelegenheid van de onteigening voor een opvaart verleden jaar afgebroken en dadelijk heropgebouwd, zoals het vroeger was, op de Bergheide.”
De kapel werd dus in 1935 wegens de onteigening voor een nieuwe opvaart naar het Kempisch Kanaal afgebroken en ze verhuisde van het drukkere dorpscentrum naar een rustig plaatsje op een uithoek van de gemeente, naar ‘de bosch’, in de nabijheid van de kronkelende Warmbeek. Daar wachtte de nieuwe boskapel een ideale omgeving. Jan Rabijns en Theodoor Vandeweyer verdienen alle lof voor de deskundige manier waarop ze de kapel heropgebouwd hebben. Alleen is het jammer dat ook op de Bergheide de oorspronkelijke gothische torentjes achterwege bleven. Vermeldenswaard is ook, dat door de heropbouwers onder het altaar een oorkonde ingemetst werd met de datum van de inwijding door Mgr. De Cleene, samen met een verzameling munten, geldig in die periode.
In de zitting van de gemeenteraad van 15 juli 1940 werd er met algemeenheid van stemmen besloten tot het verbreden en verfraaien van de weg ‘die loopt van de Warmbeek naar de kapel van O.-L.-Vrouw op de Berghei’. De verfraaiing bestond in een mooie beplanting langsheen de weg. Hiertoe had men besloten tot herdenking in de loop van 1940 van de toewijding der parochie en gemeente aan O.-L.-Vrouw. Ook wou de gemeenteraad aldus zorgen voor een waardige doortocht van de sacramentsprocessie naar de kapel. Op 15 augustus 1940 zou deze voor de eerste maal door de gemeente trekken. Zo had Lille gelijk al de omliggende parochies 2 processies gedurende het jaar. Er werd zelfs een speciale kommissie samengesteld door de buren, die moest zorgen voor een mooie versiering en het oprichten van een tweede rustaltaar. De schrijver van het artikel in “Het Belang van Limburg” van juli 1940 besluit met de vrome wens:
“Deze mooie daad vanwege het gemeentebestuur en inzonder van de Heer Klok, burgemeester, verdient alle lof en wij hopen, dat deze prachtige toekomstige processie moge uitgroeien tot een grootse hulde aan O.L. Heer, en O.L. Vrouw zal er hare zegeningen over uitstrooien.”
De jaarlijkse sacramentsprocessie zorgde tijdens de eerstvolgende decennia mede voor een ware uitstraling van de boskapel. Op mooie lente- en zomerdagen kon men vele parochianen “op beevaart” zien gaan naar ‘de bos’. Op de rijen banken gonsde het van kinderstemmen. Maar mettertijd werd het stil rond het boskapelleke. Alleen de tand des tijds deed zijn werk en zorgde er stilaan voor, dat dringende herstellingen nodig waren om de overlevingskansen van de kapel te vrijwaren. De restauratiewerken verliepen in verschillende fasen. De eerste stoot werd gegeven door de meisjes van de boerenjeugd, die de schilderwerken binnen in de kapel uitvoerden. Vermelden we ook dat de kapel namens de buurt gedurende al de jaren ‘op de bos’ werd schoongemaakt. De oude banken voor de kapel werden verwijderd en rond de kapel werd een mooie aanplanting met een haag en enkele boompjes aangelegd. Ook werden er nieuwe regenafvoerbuizen geplaatst.
Op aanvraag van de Kerkfabriek werd door de kring het initiatief genomen om de boskapel eens een grondige beurt te geven. Onder leiding van enkele vakmensen binnen de kring werden de buitenmuur en het dak gekuist, nieuw bezettingswerk aangebracht en werd de kapel binnen opnieuw geschilderd. De eiken buitendeur en de oude bidstoelen werden door Thieuke Ieven deskundig hersteld.
Op 15 augustus 1975 werd het kapelleke door E.H. pastoor Toon Scheepers tijdens een stemmige plechtigheid in openlucht opnieuw voor de Liller kerkgemeenschap opengesteld. Met deze Maria hulde werd een jaarlijkse traditie ingezet. Op Hemelvaartdag 1976 werd daar een kaarskes processie gehouden naar het Boskapelleke en vanaf 1977 richt de KVLV jaarlijks een bloemenhulde in op de eerste zondag van mei. Het gothieke O.-L.-Vrouwkapelletje, dat een stukje geschiedenis van Lille, maar voornamelijk een heel oprechte Maria devotie in zich herbergt, verdient alleszins een ruimere aandacht van de Lilse bevolking. Iedereen zou kennis moeten maken met de eenvoud en de soberheid van het interieur, maar ook zich laten doordringen van de serene rust die men er aantreft.
Het kapelletje ligt op een rustige plaats, volledig in harmonie met de zachte kronkelingen van de nabijgelegen Warmbeek.
Donny Vandormael